Voor de productie van bramen moet de bodem diep en goed gedraineerd zijn. Een zanderige tot leemachtige bodem is ideaal. Bramen groeien op lichtzure grond (pH tussen 5,6 en 6,8). De ideale pH ligt tussen 6,0 en 6,5. Bij alkalische grond kunnen er micronutriëntgerelateerde problemen ontstaan, met name ijzerchlorose.

 

Bramenrassen zijn aangepast aan de meeste klimaatzones. Bij doornloze rassen kunnen bij -15°C en kouder beschadigingen ontstaan als gevolg van de kou. Alle andere rassen zijn bestand tegen temperaturen tot -20°C. Voor een optimale plantengroei hebben bramen veel zonuren per dag nodig (minimaal 13 uur/dag). Is het tijdens het rijpingsproces echter te warm, dan kan dit leiden tot zachte, slecht gekleurde vruchten en is de kans op zonnebrand groter. Door het sterke wortelgestel zijn bramen bestand tegen perioden van droogte, maar voor een maximale opbrengst hebben ze minimaal 700 mm neerslag per jaar nodig.